|
Frieten hebben door de jaren hun uitzicht sterk bewaard.Het zijn staafjes, die, al dan niet manueel, gesneden zijn en fijn tot dik zijn.De kenners weten dat frieten balkvormig moeten zijn met een diameter van 10mm.Uitvinders van nieuwe frietvormen hebben nog geen revolutie kunnen teweegbrengen bij de frituur.Gezaagde frieten, driehoekige frieten, aardappelwafeltjes, steppegras of luciferfrietjes bieden afwisseling in restaurants maar oogsten geen bijval in de frituur.Ook de zeskantige friet, waar in 1989 heel wat rond te doen was, vindt weinig bijval.In de frituur komt men voor een pak stevige friet, geen fantasietjes.
|
|
|
|
|
|
|
Het frietvorkje is het enige eetgerei dat het frietkot kent.Het is al sinds de jaren '50 gemeengoed, maar het gebruik wordt door geen enkele etiquette voorgeschreven.Met de vingers eten blijft dus volkomen geoorloofd, en menig frietkenner prijst het direkte contact met de friet zelfs hoog.De eerste vorkjes waren van hout.In de jaren '60 kwamen plastieken versies in omloop, die het houten oermodel hebben verdrongen.Ze worden thermoplastich gespoten van industrieel plastiekafval dat opnieuw gesmolten wordt, met allerlei rare kleuren als gevolg.Als we de vorkjes nauwkeuriger bekijken, ontdekken we spoedig verschillende types: de gewone tweetand, de tweetand met weerhaken, de gevarieerde drietand en het standaard drietandtype, dat we het neptunusmodel noemen.Dit laatste kan men dan weer, naargelang de vorm van het steeltje, onderverdelen in vlakstelige, rondstelige en spitsstelige.Van elk type zijn miljoenen exemplaren geproduceerd, maar iedereen heeft het zijne telkens weer weggesmeten.Met als gevolg dat sommige soorten vandaag een hoge zeldzaamheid hebben.Het Frietkotmuseum in Antwerpen bezit een verzameling van nagenoeg veertig tpes.Andere collecties zijn tot vandaag onbekend.
|
|